11. Irish beauty

Het was een gezellig groepje. Ze zaten in de Lounge en consumeerden goed. In het systeem kon ik zien waar ik mee te maken had. Middelpunt was een mooie Ierse dame. En jawel, ze had rood haar en wat sproeten; ze vormde niet voor niks het centrum van de aandacht, want het was een zeer aantrekkelijke vrouw.
In het gezelschap verkeerden verder Hollanders. Er waren twee jongens die blijkbaar dongen naar 'haar hand'. En dan was er nog een jongen met zijn meisje; hij hield afstand. Dat was hem maar geraden ook want zijn vriendinnetje hield angsvallig zijn hand vast.
De mooie Ierse heette Ann. En het gesprek ging over niets anders dan de uitspraak van haar naam. De twee jongens die het beste uit zichzelf probeerden te halen slaagden niet. Ze riepen iets als an, ein of ien. De derde jongen probeerde ook wat en zei ongeveer ain, waarna hij werd terechtgewezen door zijn vriendinnetje.
Ann sprak haar naam duidelijk uit. Doordat ik het geklets in de wandelgang hoorde kon ik haar naam goed verstaan en als klank vertalen. Het klonk niet anders dan aan, zoals in aantrekkelijk.
Ze gaf nog een rondje. Ik zette de drankjes neer en zei tegen haar: "Here you are aan."
Niet veel later zakte het gezelschap om haar heen in. Zij was klaarblijkelijk niet moe en verzette zich om naar haar kamer te gaan. Ze liet de anderen voorgaan en liep een beetje stiekem op me af. Daar schrok ik even van. Totdat ze me een dikke zoen op de wang gaf: "You pronounced it well."
Kijk. Daar doe je het voor.



Dit blog gaat over gebeurtenissen in een hotel, waarin 's nachts vreemde mensen figureren die overdag heel gewoon lijken. Soms gaan de verhalen uit de nacht gepaard aan de waan van de dag. - Le Mepris -


10. Elvira

Elvira was de mooiste. Ze heeft slechts twee maanden receptie gedraaid. Daarna was ze vertrokken. Nou ja, even dan.
Ze was de mooiste vanuit het standpunt van de macho: blond, intelligent, met een zekere afstand en wel gevormd. Gelukkig was die afstand er zeker toen ze op de receptie werkte, want dat schepte rust en zakelijkheid. Daarbij stonden we er wel op dat zij het uitchecken deed. Niet dat ze dat zo goed kon, maar de fooien werden tenslotte verdeeld. En wanneer Elvira er zat viel er veel meer te verdelen.
Ze was bloedmooi. Toen ik kennis maakte - als collega - zaten de anderen op de achtergrond te gniffelen. Een gemeen gegniffel. Ik dacht dat het uit jaloezie was. Want overal waar Elvira liep, daar liep een trits mannen op gepaste afstand achter haar; men of all walks of life; personeel, klanten, dorpelingen en wat al niet meer. Wanneer Elvira verscheen dan was het alsof alle mannen plotseling en per toeval in de buurt waren; er was altijd wel een reden om er te zijn.
Maar van sommige van mijn collega's hoorde ik nog steeds het jaloerse gegniffel. Van de dames kon ik dat begrijpen, van de mannen niet.
Het hardst werd gegniffeld wanneer onze manager De Pauw het met haar wilde aanleggen. Eigenlijk was dat geen gegniffel, maar meer een cynisch gekuch, waarbij tussen de personeelsleden betekenende blikken werden gewisseld. Maar ik begreep de betekenis niet.
Elvira trouwde met Hendrik. Omdat we samen met haar veel fooi hadden verdiend kochten we een duur cadeau. Toen ze het uitpakte was zij minder verbaasd dan ik, want wist ik veel. Het was een lelijke jurk, maar zij vond hem heel mooi. En Hendrik deed alsof hij hem ook heel mooi vond.
Een tijdje later frequenteerde ze de bar van ons hotel. Als gast. Zonder Hendrik, maar wederom met een trits mannen in haar kielzog. Ik hoorde dat Hendrik daar geen probleem mee had.
Toen kwam Monsieur Kroket me uit het lijden verlossen:
"Maar ziet ge da godverdomme niet! Elvira heet eigenlijk Elvis."



Dit blog gaat over gebeurtenissen in een hotel, waarin 's nachts vreemde mensen figureren die overdag heel gewoon lijken. Soms gaan de verhalen uit de nacht gepaard aan de waan van de dag. - Le Mepris -


9. Wonderbaarlijke visvangst

Weinig ambitie om met de feestdagen samen er eens de schouders onder te zetten. Een enkeling offerde zich op. Een er van was Domkop, of Vervelende Domkop – deze bijnamen komen niet van mij overigens. Eigenlijk had ik respect voor hem, omdat hij kwam opdagen wanneer het nodig was. Ik noemde hem Job. Hij had klaarblijkelijk weinig gelezen, of kon niet lezen. Maar voor mij was hij Job. Hij kwam een praatje maken terwijl ik even de baas mocht spelen.
Over het teveel aan werk dacht ik hem kort te spreken. Maar hij sprak honderd uit en vergat daarbij zijn werk. Omdat ik data aan het invoeren was kon ik het al knikkend aanhoren; in feite hoorde ik iemand op de achtergrond zwetsen. Totdat Job iets zei waardoor ik stil viel.
“Ja,” begon hij, “zo'n tweehonderdvijftig uur heb ik deze maand gewerkt.”
Omdat ik die periode ook nogal wat uren had gemaakt en hem weinig had gezien, leek me dat niet kloppen. Hij zag de twijfel in mijn ogen, liep naar de back-office om de urenmap te pakken, waarbij hij twee ordners tegen de grond liet kletsen, raapte die op, zette ze min of meer terug, liep naar mij terug, waarbij hij een bureaustoel via het afstapje liet mee kletteren, ging daar bijna op zitten, terwijl de stoel al naar achter was geschoven, trok deze terug naar voren, ging er nu goed op zitten, klapte de urenmap willekeurig open en kwam met een zucht tot rust: “Kijk,” pufte hij, “hier is de map.”
Hij raapte het rekenmachientje dat hij op de grond had laten vallen op en legde het naast de map en begon te bladeren. Intussen ging ik verder met mijn werk, terwijl ik allerlei gezucht hoorde bij het getik op het telmachientje.
“Kijk!” riep hij en het klonk als een eureka, “Ik zat er helemaal naast. Tweehonderd en tachtig uur heb ik gewerkt deze maand. Ik geloof dat ik maar eens moet stoppen. Ik stop er mee.”
Dat leek me heel verstandig. Maar hij wilde perse nog samen een sigaretje roken. Ik probeerde het gesprek een andere wending te geven en vertelde dat ik die maand toch nog vijf vrije dagen had weten te krijgen en daarvan had genoten. Ineens wist hij het een met het ander de combineren: “Kijk dat vindt ik mooi.” zei Job, ”Afgelopen maand had ik ook wel acht dagen vrij. Ja, en dan ook nog zes uur per dag gemiddeld werken. De vrije dagen vis ik.”
Het werd me even te veel. “Hoe kan dat nou?”, vroeg ik bozig, “Alle water is bevroren. Waar vis jij dan? En wanneer? En tel je je vissen wel? En weet je niet dat zes keer drieëntwintig minder dan honderdveertig is?”
Toen keek hij met verachting, maar durfde dat niet recht in mijn ogen. Meende hij oprecht dat alles wat hij voorgerekend had juist was? Ik zag twijfel. Hij haastte zich om weg te komen en riep over zijn schouder: “Ongelovigen.”



Dit blog gaat over gebeurtenissen in een hotel, waarin 's nachts vreemde mensen figureren die overdag heel gewoon lijken. Soms gaan de verhalen uit de nacht gepaard aan de waan van de dag. - Le Mepris -