8. Vijftien nachtportiers

In het aanpalend gebouw werd een speelhal gerund door een Haags echtpaar. Het was er beschaafd. Ze namen de regels in acht en waren zo slim de clientèle regelmatig te fêteren met een gratis buffet, bingo, of musisch act. De omgang met het hotel was onbepaald, soms vriendelijk en dan weer eens grimmig. Het hing af van de verantwoordelijken en hun stemming van de dag.
Nu was het weer eens grimmig en dat zorgde er voor dat onze Haagse buren hun paranoia hervonden. Deze werd gesterkt door een inbraak die hen – naar het scheen – een lieve duit had gekost. De boze ogen waren gericht op het hotel.
Het toeval wilde dat een professioneel basketbalteam uit Hamburg in het hotel verbleef, omdat het hier in de buurt een trainingskamp had. Dit werd opgevat als een regelrechte provocatie. Iedereen weet dat basketbalteams van over de hele wereld Amerikanen aantrekken die in de NBA niet echt meekunnen. Meestal zijn het lange gespierde zwarte mannen.
Maar ik kon Gemmma en Janneman, de eigenaars van de speelhal niet overtuigen. Ik wees ze nog op het nummerbord van de luxe touringcar.
“Wij sien het so!” zei Janneman, “Maar slim hor, want je siet se niet in de nach.”
“Morge zette we ons eige folk,” vervolgde Gemma, “se sein maar met twee en jullie met fijftien, maar se blijfe de helle nach wakke. Die staan ur.”
De basketballers waren braaf op tijd naar bed gegaan. Totdat hun coach ook voor de nachtrust had gekozen. Toen kwamen ze om de beurt stiekem naar beneden. Ze zaten verlegen om een korte Hello aan hun vrouw.
Op het moment dat een van hun stond te wachten op zijn collect call kwam Gemma binnen om nog eens verhaal te halen en schrok zich een hoedje. De zwarte man was dat schrikken van oudere blondines wel gewend, en liet met een grijns zijn parelwitte tanden zien: “You’re a nice lady, I can see that in a glance.”
Gemma kreeg een beetje schaamrood. Ze knikte goedenacht naar me en liep naar buiten, waar Janneman het portier van de tweezitter had opengezet. “En?” vroeg hij.
“Seg die manne maar af voor morge. Niks mis met die gastuh hiero hor.”




Dit blog gaat over gebeurtenissen in een hotel, waarin 's nachts vreemde mensen figureren die overdag heel gewoon lijken. Soms gaan de verhalen uit de nacht gepaard aan de waan van de dag. - Le Mepris -


7. Strooizout

Ik was extra vroeg vertrokken vanwege de gladheid. Op het terrein aangekomen zag ik onze chef-kok Emmerich in de weer met een enorme emmer strooizout. Hij leek compleet gek. Ik had hem nooit zo gezien, want normaal merkte je hem niet op door zijn bescheidenheid. Emmerich is een Oostenrijker en spreekt geen Nederlands, wel Engels en een vreemd soort Duits. Over zijn Zweedse klompen had hij geitenwollen sokken getrokken tegen het uitglijden. Joost mag weten waar hij die enorme sokken vandaan had.
Het was Witte Dwerg van wie ik de dienst zou overnemen: “Ja, De Chef is door het dolle heen”, zei ze betekenend.
“Maar die is toch niet op zijn achterhoofd gevallen?”, vroeg ik.
“Dat is het hem juist. Dat is ie wel. Vanmiddag toe hij aankwam is hij uitgegleden en heel hard op zijn achterhoofd gevallen. We wilden een dokter bellen, maar dat mocht niet van hem. Koksmaatje heeft alles alleen in de keuken moeten doen.”
Emmerich kwam met de lege emmer binnen; hij had alles uitgestrooid: “I want the money back.”
Van Witte Dwerg hoorde ik dat dit zijn derde emmer was. Ik bekeek de emmer. Er kon zo’n vijftien liter in. Het prijsje was met viltstift bewerkt en veranderd van dertig in negentig Euro. Het meisje van het pompstation aan de overkant had kennelijk wat bijverdiend. Emmerich werd ongeduldig.
“Okay, I ask this manager tomorrow. He Krent. I understand.” Hij keek me aan met de armen over elkaar en met de mondhoeken omlaag en knikte daarbij verongelijkt.
“By the way Emmerich, for this kind of money you can buy the best salt from the Camargue”, probeerde ik.
Nu werd Emmerich echt opstandig en wees boos naar de emmer: “No! These is much better salt! I can know: Moi, je suis le Chef.” Daarna verdween hij met de lege emmer in de hand.




Dit blog gaat over gebeurtenissen in een hotel, waarin 's nachts vreemde mensen figureren die overdag heel gewoon lijken. Soms gaan de verhalen uit de nacht gepaard aan de waan van de dag. - Le Mepris -


6. De hacker

Het was laat en iedereen leek naar bed, tot een man van midden vijftig de salon binnen kwam met een krant en een laptop. Hij legde die op een van de tafels en liep op me af: “Jullie hebben geen open wifi, hè?”
“Nee, het spijt me mijnheer. U kunt wel een kaart kopen, waarmee u internettoegang kunt krijgen.”
“Mooie boel.” Hij pakte zijn portemonnee en legde exact het juiste bedrag neer, zonder dat ik dat had genoemd en bromde: “Doe er maar een. Eigenlijk zou ik de boel moeten hacken.”
Hij ging zo’n tien minuten aan de gang met zijn computer, sloot deze vervolgens af en begon de krant te lezen. Ik vroeg me af of hij echt kon hacken, want daar hoor je zoveel over. Ik liep richting keuken langs de man en wendde me tot hem: “Wilt u wat gebruiken, misschien?”
De man bestelde een koffie en toen ik die bracht vouwde hij de krant dicht en legde hem neer: “Kom er even bij zitten. Lekker een bakkie.” Hij nam een slok. “Noem me maar Arie, dat ben ik gewend. Eigenlijk heet ik Adri, maar ze noemen me Rooie Arie.”
Hij had een groot postuur en had niets van wat men een nerd pleegt te noemen, zelfs geen brilletje. Ik keek naar zijn blonde haar. Hij was opmerkzaam.
“Dat rooie slaat op mijn politieke achtergrond, niet op mijn haar. Vervlogen tijden. Hacken doe ik niet meer. En er waren trouwens ook rechtse activisten, die waren bang dat de overheid niet genoeg beschermde tegen het rode gevaar. Daar zaten keien tussen, overigens. We werkten samen.”
“U kunt echt inbreken in computers enzo?”
“Ik doe het niet meer. Vroeger kwam je nog weg met een berisping of een taakstrafje. Maar nu heb je de criminelen. Niet alleen de inbrekers zijn fraudeurs, ook de Dikke Teuren die het niet kunnen verdragen in hun hemd te worden gezet.”
Op dat moment leek hij in zichzelf gekeerd en keek met een dromerige blik. Alsof hij ontwaakte wierp hij deze op zijn laptop: “Net las ik nog hoe ze die gast van Wikileaks te grazen nemen. Ongehoord.”
Nu wilde ik toch weten hoe dat hacken in zijn werk ging. Hij schudde zijn hoofd.
“Stelt minder voor dan menigeen denkt. Natuurlijk was er wel software. Nota bene van de leveranciers van de hardware zelf, om uit te testen of die wel veilig genoeg was. Maar voor de rest alledaagse handigheidjes.”
Vragend keek ik hem aan. Hij moest lachen om mijn nieuwsgierigheid.
“Goed. Een voorbeeldje. We hadden er een in ons wereldje die noemden we Roze Jan. Je kunt wel raden waarom. Afijn, die had altijd een stukje geïsoleerd koperdraad bij zich, met de uiteinden gestript. Liep ie een groothandel of zo binnen en wanneer het veilig leek stopte die dat draadje in een stopcontact.” Schaterlachend vertelde hij door: “Grote paniek in zo’n winkel. En wie schiet er te hulp. Jawel, Roze Jan. Maar in die stoppenkast hing meestal ook het modem. Daar las hij het adres van af terwijl hij met de stoppen bezig was.”
Ik keek hem vragend aan, want snapte de pointe niet.
“Kijk. Twee weken later parkeert ie zijn auto voor die handel, pakt zijn laptop en logt daar in en gaat lekker zitten hacken. Als er al iets werd getraceerd leidde dat spoor naar zo’n tent, maar nooit naar hem.”
Het was een mooi verhaal, maar ik moest verder met mijn werk. Toen ik opstond zag ik dat de wifikaart onaangeroerd was gebleven. Van een collega hoorde ik dat hij hem bij het uitchecken terug had ingeruild.




Dit blog gaat over gebeurtenissen in een hotel, waarin 's nachts vreemde mensen figureren die overdag heel gewoon lijken. Soms gaan de verhalen uit de nacht gepaard aan de waan van de dag. - Le Mepris -


5. De lafaards

Actueel: “De overvaller is alsnog aan zijn verwondingen overleden. Met zijn tweeën drongen ze de supermarkt van Moerkapelle binnen. Het duo bedreigde de vier aanwezige personeelsleden en dwong hen de kluis open te maken. Hierbij werd twee keer geschoten. Toen ze het geld in handen hadden, kwam het tot een confrontatie tussen de overvallers en het personeel...”
De supermarkteigenaar zit geestelijk met de gebakken peren, maar wordt in de media geschetst als een held. Iedereen die voor de kamera verschijnt riedelt: “Ik had hetzelfde gedaan; mooi dat ie dood is; petje af voor het personeel.”
Mijn collega Monsieur Kroket had enkele maanden geleden ook iets voor. Een ruziënd stel dat met hun kabaal andere gasten de nachtrust ontnam werd door hem gesommeerd het pand te verlaten, onder dreiging van politie-ingrijpen. De vrouw bleef huilend achter, maar kon de openstaande rekening niet betalen. Daarop liep Monsieur Kroket de man achterna en eiste betaling.
“Geen probleem”, zei de man, opende het portier van zijn auto en graaide in het dashboardkastje. Er kwam geen geld tevoorschijn, maar een revolver: “Wat denkt ge hiervan?” Rustig liep mijn collega weg. Zijn actie was onnodig, want alle gegevens van de man stonden genoteerd en hij was over de kook. De dag erna is hij opgepakt. En betaald is er.
Zo hebben we dat geleerd. Dreigt er gevaar voor jou of voor omstanders, doe dan alles om iedereen veilig te stellen; geef eventueel de inhoud van de kassa, maar ga niet de held uithangen.
De tijden veranderen. Straks zijn wij De Lafaards. Straks worden we verplicht om op karatecursus te gaan om overvallers uit te schakelen. Watjes worden niet langer aangenomen, alleen echte kerels. Die weten van wanten. Zo moet dat voortaan.
De mensen laten zich beïnvloeden door film en ander media. Goed en slecht zijn gescheiden gepersonifieerd. De wreker – verbitterd of gelikt – die het bij het rechte eind heeft mag alle geweld gebruiken tegen de vuige boef. Hoe meer, hoe beter. We genieten ervan. Sla ze dood! Dit is oorlog!
Naast het kijken naar dit soort films als vermaak zou men ook eens bij Wikileaks te rade kunnen gaan. Dat relativeert.




Dit blog gaat over gebeurtenissen in een hotel, waarin 's nachts vreemde mensen figureren die overdag heel gewoon lijken. Soms gaan de verhalen uit de nacht gepaard aan de waan van de dag. - Le Mepris -


4. Sporen in de sneeuw

Afgelopen nacht viel er meer dan tien centimeter sneeuw. Er waren al sporen te ontdekken, zoals pootafdrukken van een reiger die hier in deze tijd van het jaar niets heeft te zoeken. Het deed me denken aan een voorval van twee jaar geleden, toen het ook zo sneeuwde. Ik had al mijn werk gedaan en de nacht begon zich te verschuilen achter de dag.
Toen kwam De Feeks binnen, zoals gewoonlijk twintig minuten te laat. Ze had de garage-ingang genomen, want dat doen mensen die met de auto komen.
"Sorry hoor, maar de brug stond wel tien minuten open."
Tja, dacht ik, dat verklaart die andere tien minuten niet.
"En ik moet je nog wat zeggen," vervolgde ze, "de terrasdeur van het restaurant moet op slot. Heeft Davy je dat nooit verteld?"
"Ik heb toch goed zicht op die deur? Daar loopt niet zomaar iemand naar binnen."
"Niets mee te maken, regels zijn regels. Bovendien zie ik dat je de kaarsen niet hebt aangestoken. Zo kan dat niet. Dat je het maar weet. Ik ben hier wel front-office-manager. Dat je het maar weet."
Beduusd deed ik mijn twee jassen aan en liep naar buiten en zei schor: "Werk ze nog." Maar ze gaf geen krimp; ze deed haar best om de waan van hard werken te wekken door met papiertjes te schuiven. Ze zag er netjes uit; het barre weer had blijkbaar geen invloed op haar presence gehad.
Buiten zag ik de sporen van de hotelgast die zijn chiwawa had uitgelaten; afdrukken schoenmaat 44 met hoge hak en kleintjes van het hondje. Ik had de man even gezien, maar hij had niet eens gedag gezegd.
Toen ik over het terrein liep zag ik nog een spoor. Daar moest ik even bij stil staan. Het waren ovaaltje met daarachter kleine puntjes. Na bestudering besefte ik dat ik het andersom moest bekijken. Het waren afdrukken van naaldhakken en degene die deze had achtergelaten was naar het hotel gelopen: De Feeks! Ik volgde het spoor terug en kwam bij een bushalte uit. De Feeks was niet met de auto gekomen, maar met de bus. Waarschijnlijk had ze alle tijd genomen om haarzelf op te tutten in de personeelsruimte. Vandaar dat ze weer eens te laat was. Kleren maken de man.




Dit blog gaat over gebeurtenissen in een hotel, waarin 's nachts vreemde mensen figureren die overdag heel gewoon lijken. Soms gaan de verhalen uit de nacht gepaard aan de waan van de dag. - Le Mepris -


3. Vreemde jagers

Die komen vanzelf. Vreemd genoeg altijd in de nacht. Tenminste, van mijn collega’s die overdag werken heb ik nooit gehoord dat ze spokenjagers op bezoek hebben gehad. Laatst had ik er weer twee; ze komen nooit alleen. Niet dat ze bang zijn hoor, neen ze zijn onvervaard. En ze doen aan pure wetenschap. Vaak hebben ze gammele elektronica bij zich, meestal – zo te zien – zelf vervaardigd.
“Mijnheer, we zijn met een onderzoekje bezig, vindt u het erg wanneer we even rondkijken en wat metingen verrichten?”
Vaak vraag ik of ze wat willen gebruiken. Maar ze kunnen niet wachten om aan de slag te gaan. Daarna nemen ze meestal een kopje koffie, maar onderwijl gaan ze gewoon door met hun onderzoek.
Vraagt de ene bezwerend: “Mijnheer, heeft u wel eens wat vreemds gemerkt?”
Je weet waar ze op aansturen en natuurlijk maak je vreemde dingen mee, maar toch niet wat zij bedoelen. Ik haal lichtjes mijn schouders op en pruim mijn lippen.
De ander vervolgt: “Vreemde geluiden, zoals geklop, of onverklaarbaar getik.”
De ene: “Of plotseling een vreemde geur, een soort knoflooklucht bijvoorbeeld.”
“Tja. Dat kan ik niet ontkennen, het is hier immers een hotel”, antwoord ik.
De ander op fluistertoon: “Ja ja, maar toch. We horen vreemde verhalen over deze plek.” Hij wendt zich tot zijn collega: “Bas, hier moet je een aantekening van maken, mijnheer hoort vreemde geluiden en ruikt vreemde geuren. Vreemd.”
“Heeft u nog vreemde dingen gemeten?”, vraag ik enigszins cynisch.
“Neen, weinig vreemds”, zegt Bas teleurgesteld.
De ander: “Wanneer u het niet erg vindt, dan komen we nog eens terug, wie weet?”
Bas betaalt: “Bedankt voor de koffie. Enne, wees maar niet bang, als er wat vreemds aanwezig is, dan is het goedaardig, anders zit u hier niet zo rustig.”
Ze rapen hun spullen bijeen en verdwijnen al discussiërend in de nacht.



Dit blog gaat over gebeurtenissen in een hotel, waarin 's nachts vreemde mensen figureren die overdag heel gewoon lijken. Soms gaan de verhalen uit de nacht gepaard aan de waan van de dag. - Le Mepris -


2. Het gebouw

Het is een oud gebouw dat ooit functioneerde als kindertehuis en daarvoor als klooster. Het ligt verscholen achter bossages. Enkel een bord van klein formaat leidt je naar het hotel.
Het gebouw verviel, maar de herinnering bleef. Totdat een ondernemer het opkocht en het liet restaureren en er een hotel in vestigde. Het ligt op tien minuten lopen van de dorpskern.
Dorpelingen vertellen vreemde verhalen. Het zou er spoken. Toen het vervallen was durfde niemand er 's nachts heen te gaan. De rijken die teveel binnen de familie met elkaar trouwden, om zo het geld bij elkaar te houden, kregen nog al eens gehandicapte kindjes, want wat niet goed is voor konijntjes is ook niet goed voor mensen. Maar de rijken waren scrupuleus en verborgen deze kinderen uit schaamte in het tehuis. Nonnetjes in een hiërarchie van geestelijken - bovenaan mannen - gaven zorg. Wanneer je heden de verhalen leest over misbruik van kinderen door geestelijken, dan kun je raden wat daar is gebeurd. Sommige van de overleden kinderen zouden geen rust hebben kunnen vinden en zich als vreemde entiteit manifesteren.
Het was De Feeks die mij dit vertelde, toen ik de receptie overnam als nachtwacht. Ze was vriendelijk, maar ook angstig. Toen een deur klapperde in de wind werd ze lijkbleek en gaf me een hand: "Ik heb me nog niet voorgesteld Johan. Ik heet Belle en ben front-office-manager." Mijn god, dacht ik, ze gelooft het echt.
Op nadrukkekijk verzoek heb ik haar naar de parking begeleid en uitgezwaaid. Op dat moment kwam Davy Kroket aan. We deden het belangrijke werk eerst en plezierden onszelf daarna met mosselen en friet.



Dit blog gaat over gebeurtenissen in een hotel, waarin 's nachts vreemde mensen figureren die overdag heel gewoon lijken. Soms gaan de verhalen uit de nacht gepaard aan de waan van de dag. - Le Mepris -


1. Het begin

Gisteren liep ik de koude nacht in op weg naar het hotel waar ik werk. Ik moest terugdenken aan drie jaar geleden, toen ik er ging solliciteren. Dat was overdag, want 's nachts solliciteer je niet. Het was snikheet.
Achter de receptie zat een feeksachtige schoonheid. Wantrouwend keek ze me aan en verwees me vervolgens door naar Paul, de manager. Een aardige man die kennelijk zo omhoog zat met de vacature dat hij me meteen voor twee nachten per week aannam. Nog diezelfde nacht zou ik worden ingewerkt.
Bij het verlaten van het hotel zag ik hoe Paul als een dandy begon te smoezen met de receptioniste en kon ik haar nog net horen fluisteren: "Dat zie ik zo, dat wordt weer niks."
Die nacht werd ik ingewerkt door Davy, de reguliere wacht. Een vriendelijke bourgondische Vlaming. Hij bracht me de beginselen van de nacht bij. Vooral de voordelen van de keuken en de aanwezige waar.
Ongewild kwamen er bijnamen in me op. Natuurlijk sprak ik die nooit hardop uit. Afijn, ik had kennis gemaakt met De Feeks, De Pauw en Davy Kroket, die ik wel eens openlijk als Monsieur Kroket aansprak. Later zouden nog veel bijnamen volgen, want in die drie jaar kwamen meer dan honderd personeelsleden voorbij. Een komen en gaan.



Dit blog gaat over gebeurtenissen in een hotel, waarin 's nachts vreemde mensen figureren die overdag heel gewoon lijken. Soms gaan de verhalen uit de nacht gepaard aan de waan van de dag. - Le Mepris -